(Eurosonic) Noorderslag viert dit jaar zijn 25e editie. Ter gelegenheid van dit lustrum is Nederland gekozen tot ‘focusland’. Concreet betekent dat: extra veel optredens van Nederlandse bands, en voor de (buitenlandse) gasten van de Eurosonic Noorderslag Conference zijn twee panels georganiseerd met een ‘focus on the Netherlands’.
Het eerste panel beoogt in een uurtje zoveel mogelijk informatie te verschaffen over de muziekmarkt in ons land. Een lastige taak, aangezien op voorhand bekend is dat het publiek bestaat uit zowel boekers, artiesten, agenten, managers als vertegenwoordigers van muziekmaatschappijen. Om dat te ondervangen zijn vijf experts uitgenodigd, die ieder hun eigen hoek van de branche in kaart brengen…
Deelnemers:
Bertus de Blaauw (Mojo Concerts)
Paul Davies (Rough Trade Distribution)
Ilja Loeffen (OMD Nederland)
Jan Willem Sligting (Paradiso)
Irfan van Ewijk (ID&T)
Voorzitter: Werner Schlosser (Werner Bros.)
Mojo-boeker Bertus de Blaauw legt uit hoe de Nederlandse concert- en festivalbusiness in elkaar zit. Alleen al Mojo organiseert circa 200 pop/rockconcerten per jaar voor 1,2 miljoen bezoekers, daarnaast nog een tiental events en zo’n 2000 concerten die aan clubs worden verkocht. 95% van de door Mojo georganiseerde optredens betreffen buitenlandse bands.
Hij noemt Nederlanders een enthousiast, maar ook veeleisend publiek, dat hoge eisen stelt aan service. Maar we zijn volgens hem wel een heel toegankelijk en open minded volk.
De Blaauw waarschuwt ervoor dat de BTW-verhoging kan leiden tot een lager aantal concerten.
Paul Davies, managing partner van Rough Trade Distribution, schetst vervolgens een beeld van de muziekmarkt, waarin in 2010 naar verwachting €133 miljoen is omgezet; bijna 15% minder dan het jaar ervoor.
Universal Music heeft met 25% het grootste marktaandeel, al daalt dat wel. Sterker: van de majors stijgt alleen de kleinste, Warner Music (bijna 13% tot een aandeel van 7%). Rough Trade is de grootste indie, en stijgt met 86% naar een marktaandeel van 5,4%. Ook zonder Caro Emerald zou de distributeur zijn gegroeid, claimt Davies.
Hij roemt o.a. de kortere lijnen, het feit dat de rechten bij de rechteneigenaar blijven en een hogere opbrengst per product als grote voordelen van het werken met een independent. Maar: ‘het begint allemaal met een goed liedje’.
Strategy director Ilja Loeffen van mediabureau OMD laat zien dat de mediabestedingen voor muziek, die vooral op tv gericht zijn, dalen. Onlinebestedingen meet het bureau niet, maar die bedragen naar schatting slechts een paar procent van het totaal.
Ze constateert dat de hardcore muziekconsument niet langer de hardcore muziekkoper is, en dat vereist een andere media-inzet. De ‘casual’ cd-koper kan goed bereikt worden via de tv en andere traditionele media, maar de echte muziekliefhebber haalt zijn muziek online en moet ook daar benaderd worden.
Jan Willem Sligting, programmeur bij Paradiso, brengt het clubcircuit in kaart. Nederland kent een groot aantal kleinere concertzalen. Behalve grotere acts, die in de grote zaal staan, programmeert Paradiso ook kleinere acts. Die trekken uiteraard minder bezoekers (“we zijn soms blij met 35-50 mensen”) en krijgen, in plaats van een vast bedrag, ‘100% van de deur’ (oftewel alle inkomsten uit kaartverkoop). Sligting erkent dat dit in de praktijk kan neerkomen op verlies voor de band, maar dat geldt ook voor Paradiso. Hij zegt op deze manier mogelijke grote bands voor de toekomst in het zadel te willen helpen.
Nederland is in zijn ogen niet meer de ‘gateway to Europe’ die het eens was, maar voor andere landen is het volgens hem moeilijk die positie over te nemen. Soms blijven acts in een paar gebieden populair, zonder verder door te breken.
Een van de drie oprichters van ID&T (de I om precies te zijn), Irfan van Ewijk, powerpoint de aanwezigen tenslotte door de geschiedenis van zijn bedrijf. Daarmee brengt hij dus tevens de opkomst in beeld van een van de muziekgenres waarin Nederland uitblinkt: dance.
Bij veel van de evenementen die ID&T organiseert, draait het om de beleving. Dit maakt hij duidelijk met een filmpje, wat afsluit met waar het volgens Paul Davies allemaal mee begint: een goed liedje.